Burgert Daniel was die seun van Johannes Diederik van der Westhuizen en Maria Johanna Terblanche.
Sy naam kom voor in hulle ma se sterfkennis van 1900.
AANGENOMEN TE OUDTSHOORN OP DEN 30sten MAART 1866 DOOR DEN WELEERW. T. J. VAN DER RIET (Deel 45)
Burger Daniel VAN DER WESTHUYSEN, *16 Jul 1849
(https://johannclaassen.files.wordpress.com/2012/04/dscf8387.jpg)
Oudtshoorn Courant 1892
DIE GIFMOORD
OUDTSHOORN RONDGAAND HOF
Maandag, 28sten Maart, 1892
(Voor den Edelen Achtbaren Rechter Buchanan)
Maandag, 28sten Maart, 1892
(Voor den Edelen Achtbaren Rechter Buchanan)
De gewone voorloopige bezigheden waren over, toen de gevangene,
Catharina Elizabeth van der Westhuizen in de bank van beschuldigden geplaatst
werd, en aangeklaagd stond van zonder oorzaak, onwettig en op kwaadaardige wyse
Spaas Klaasen gedood en vermoord te hebben, die in haar leven de vrouw genoemd
werd van Hendrik Goliath.
Gevangene pleitte “Niet Schuldig”.
Gevangene pleitte “Niet Schuldig”.
ADVOCAAT SEARLE verscheen voor de Kroon.
SIR THOMAS UPINGTON, voor de verdediging.
SIR THOMAS UPINGTON, voor de verdediging.
De gedagvaarde jurie werd toen opgeroepen en en antwoordden op hunne namen, met
uitsondering van L. Eaton sr., die vrygelaten werd wegens zyn siekte, en Sarel
Fourie die met £5 beboet werd en W. H. Smith omdat hy over de zeventig jaren
oud was. Het Hof gelaste dat zyn naam van de Jurie Lyst moet geschrapt worden.
De volgende namen warden wegens de Kroon geschrapt:- P. J. S. Lategan, G. C.
Olivier, Solomon Potgieter, B. J. Leroux, en W. A. van der Riet door de
Verdediging.
De ingezweren jurie waren M. J. Booysen, J. P. Fourie, A. zoon, J. du Preez, M. J. du Preez, Jacobus J. du Plessis, J. J. Geyser, H. J. Strydom, C. C. Strydom en B. D. Terblans.
SIR THOMAS UPINGTON zeide, dat gevangene ziek was en vroeg of zy mocht zitten, hetwelk de Rechter toestond.
De ingezweren jurie waren M. J. Booysen, J. P. Fourie, A. zoon, J. du Preez, M. J. du Preez, Jacobus J. du Plessis, J. J. Geyser, H. J. Strydom, C. C. Strydom en B. D. Terblans.
SIR THOMAS UPINGTON zeide, dat gevangene ziek was en vroeg of zy mocht zitten, hetwelk de Rechter toestond.
ADVOKAAT SEARLE gaf een kort verslag der verklaringen die door de Kroon
voorgebracht zou worden, voordat hy de getuigen opriep.
Het zou bewezen worden, dat Spaas Klaasen gestorven was aan de gevolgen van strychnine, en het zou de plicht der jurie zyn te beslissen wie haar het vergift gegeven had, waardoor haar dood veroorzaakt was.
Het zou bewezen worden, dat Spaas Klaasen gestorven was aan de gevolgen van strychnine, en het zou de plicht der jurie zyn te beslissen wie haar het vergift gegeven had, waardoor haar dood veroorzaakt was.
De eerste getuige die opgeroepen werd was HENDRIK GOLIATH, die verklaarde: Ik
woon te Kleinkruis en ben in dienst van Michiel van der Westhuizen. Spaas Klaasen
was myn zoogenaamde vrouw. Zy had twee meisjes by een vorigen man, die in
dienst der beschuldige waren. De heer Bert van der Westhuizen was op tocht toen
Spaas stierf. De dag voor zy stierf ging zy naar het huis van de beschuldigde.
De nooi gaf my twee boodschappen aan myne vrouw, dat zy aardappelen moest
optellen. Zaterdag morgen gaf ik haar de boodschappen. Spaas was gezond, doch
zwanger. Kort na den middag zat zy by de achterdeur. Zy waren nat van het
zweet. Zy zag Hendrik komen helpen. Wy draagen haar en plaatsen haar in de
schaduw van het huis. Beschuldigde was ook tegenwoordig. Ik vroeg Spaas “Wat
makeer jou” maar zy kon niet spreken. Toen ik daar kwam was zy stuiptrekkend. Daarna
sprak zy. Zy zeide dat de nooi haar Helmonts Kruiden had gegeven, en toen
duiselig gevoelde; en na koffie gedronken te hebben was zy blind. Beschuldigde
was tegenwoordig. Ik zond om Doortje Scheepers de voedvrouw. Spaas werd al
erger. Met zonsondergang bracht ik haar naar huis, Zy werd blaauw om den mond
en de schuim kwam er uit. De stuiptrekkingen hielde aan tot zy met hanenkraai
stierf. Katrina Witbooy kwam voordat ik haar wegnam, en de twee bleven by haar
tot zy stierf.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: De beschuldigde gaf my drie boodschappen, Donderdag,
Vrydag en Zaterdag. Voor breakfast Zaterdag kreeg ik de laatste boodschap. Ik
ging naar Spaas en zy vertrok meteens. Eenigen tyd te voren werkte Spaas voor
de beschuldigde. Ik zond om Doortje omdat ik dacht dat Spaas bevallen moest.
DOOR ADVOKAAT SEARLE: Ik sprak met haar van tyd tot tyd, doch kon met haar niet
spreken wanneer zy de stuiptrekkingen had.
LENA JANTJES zeide dat zy twaalf jaar oud was (Sir Thomas S.). Ik ben een dochter
van Spaas. Hendrik is myne stiefvader. Katrina en ek waren by Mejv. Van der
Westhuyzen in dienst. Ik herinner toen myne moeder op Zondag morgen stierf. Op
Zaterdag, den dag te voren, was Spaas voor breakfast op de plaats. Zy ging by
de achterdeur zitten; zy scheen wel te zyn. Ik hoorde de nooi aan hare dochter
zeggen dat zy uit de kamer moest gaan, en toen maakte de nooi de deur toe. Ik
zag haar met een glas roode stof uit de kamer komen; zy gaf dat aan myne
moeder, die er wat van dronk – meer dan de helft. De nooi zeide dat zy het
omroeren en alles drinken moest, maar myne moeder wierp het overige weg. Daarna
had Spaas haar dinner in de kombuis. Er waren twee jongens daar, Hendrik
Goliath en Avontuur, maar zy aten hun kost in het wagenhuis. Moeder, zuster
kind en ik hadden dinner te zamen. Nooi maakte de kost gereed. Myne moeder
dronk koffie in de kombuis, die zy in een groote kom kreeg. Ik zag myne moeder
de koffie drinken. Myne moeder hield toen op aan een deken te werken. Moeder
probeerde op te staan, maar kon niet, toen zeide de nooi dat ik myne vader
moest gaan reopen. Hy kwam toen en zy brachten haar na de schaduw. Myne moeder
begon toen te schoppen: hare lippen waren blaauw en zy zeide dat hare mond
bitter was. De nooi was tegenwoordig. Spaas werd naar haar huis gedraagen. Daarna
vertelde myne vader my dat zy dood was.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Beschuldigde was vriendelyk jegens my. (De getuige werd
met vele vragen op de proef gesteld en antwoordde op alles, ja). Na breakfast
was Spaas wel; ik kon data an hare kleur zien. De nooi maakte de koffie in de
dispens. De heer Gabriel van der Westhuysen ook een Jood Levin genaamd, was
niet daar. Er waren die dag gene menschen. Zy gaf haar Helmonds Kruiden; ik
weet het, omdat de nooi het zei. Na de Helmonts Kruiden gegeven waren, kwamen
Mejv. Van Niekerk.
DOOR ADVOKAAT SEARLE: Ik zag Mejv. Van Niekerk’s morgens; zy was daar op Zaterdag vóór breakfast. De nooi schonk de koffie in de dispens, en bracht ze naar de kombuis. Toen gaf zy de koffie en brood.
Doortje Scheepers verklaarde: Ik woon te Kleinkruis, en ga uit als vroedvrouw. Ik herinner my toen Spaas stierf. Ik ontmoette haar op den dag toen zy stierf, komende van haar huis. Het was wel en klaagde slechts over eene zwelling in de beenen. Te 4 ure des namiddags zonden zy om my. Toen ik daar kwam, lag zy geheel styf en begon te rukken. Haar rug was gebogen, haar mond was blaauw, haar tanden vast op elkaar en het schuim kwam uit haren mond. Mejv van der Westhuysen was daar. De nooi zeide dat zy haar Helmonts Kruiden had gegeven. Katrina Witbooi kwam en ik ging toen naar huis. Spaas zeide in tegenwoordigheid van den nooi dat zy Helmonts Kruiden gedronken had. In het huis kreeg Spaas de stuipen.
DOOR ADVOKAAT SEARLE: Ik zag Mejv. Van Niekerk’s morgens; zy was daar op Zaterdag vóór breakfast. De nooi schonk de koffie in de dispens, en bracht ze naar de kombuis. Toen gaf zy de koffie en brood.
Doortje Scheepers verklaarde: Ik woon te Kleinkruis, en ga uit als vroedvrouw. Ik herinner my toen Spaas stierf. Ik ontmoette haar op den dag toen zy stierf, komende van haar huis. Het was wel en klaagde slechts over eene zwelling in de beenen. Te 4 ure des namiddags zonden zy om my. Toen ik daar kwam, lag zy geheel styf en begon te rukken. Haar rug was gebogen, haar mond was blaauw, haar tanden vast op elkaar en het schuim kwam uit haren mond. Mejv van der Westhuysen was daar. De nooi zeide dat zy haar Helmonts Kruiden had gegeven. Katrina Witbooi kwam en ik ging toen naar huis. Spaas zeide in tegenwoordigheid van den nooi dat zy Helmonts Kruiden gedronken had. In het huis kreeg Spaas de stuipen.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Ik ben eene sort van vroedvrouw. Beschuldigde was er
toen ik kwam; zy baadde Spaas’ hoofd. Spaas sprak meer dan eens terwyl ik daar
was; wanneer zy niet de stuipen had, sprak zy met my. De nooi zeide dat zy haar
Helmonts Kruiden gegeven had, omdat zy ziek was. Spaas weigerde om de brandewyn
te nemen, daar het tegensgift was.
KATRINA WITBOOI verklaarde: Ik ben de moeder van Spaas, en herinner my toen zy
stierf. Ik zag haar Vrydag avond, toen was zy wel. Zaterdag om 4 ure zond men
om my; Avontuur kwam my reopen. Ik vond Spaas by het huis van Kato van der
Westhuysen. Doortje Scheepers en Lena Jantjes waren daar; beschuldigde was ook
daar. Ik zeide, “myn kind wat makeer jou”. Zy zeide, “Na ik de stof gedronken
heb, is ik zoo naar. Mejv, van der Westhuysen vroeg of zy voor haar zou koffie
maken. Spaas zeide, “ja, als het suivere koffie is.”
Spaas zeide tot beschuldigde, “Lategan is dat de liefde waarover wy heden morgen overeengekomen zyn?”
Zy kreeg by korte rukken stuiptrekkingen. Wy droegen haar op eene katel, en ik bleef by haar tot zy stierf, voor hanekraai. Den volgenden morgen (Zondag) zond de nooi om my. Mejv. Van Niekerk was by haar.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Spaas stierf voor sopper. Mejv. Van der Westhuysen stond buiten het pondok. Doortje Scheepers en Hendrik en Hendrik Goliath waren tegenwoordig. Beschuldigde huilde omdat Spaas dood was. Ik was daar toen men Spaas brandewyn en water gaf. Zy zeide, alles is bitter en dat brandewyn teengift was.
MARIA VAN NIEKERK verklaarde: Ik woon te Kleinkruis. Ik was by Mejv. Van der Westhuysen op Zaterdag morgen. Ik moest geld van haar hebben zy gaf my een brief aan Manassch, en vroeg my om haar Helmonts Kruiden te koopen. Ik kwam te half twaalf terug. Spaas zat onder een doornboom. In den namiddag horde ik dat de vrouw ziek was. Ik zag haar by den oven liggen. Zy zag er zeer ziek uit, en klaagde over haar hoofd, maag en rug. Zondag morgen ging ik en beschuldigde naar de huis van Spaas. Dingsdag morgen kwam Mejv. Van der Westhuizen naar myn huis; zy zeide dat ik met haar moest gaan en dien dag blyven moest, daar zy myn naam als getuigen aan den heer du Plessis had opgegeven, dat ik haar gehelpen had de Helmont Kruiden te mengen. Zy zeide dat zy Spaas Helmonts Kruiden had gegeven, omdat zy klaagde dat zy ziek was.
Spaas zeide tot beschuldigde, “Lategan is dat de liefde waarover wy heden morgen overeengekomen zyn?”
Zy kreeg by korte rukken stuiptrekkingen. Wy droegen haar op eene katel, en ik bleef by haar tot zy stierf, voor hanekraai. Den volgenden morgen (Zondag) zond de nooi om my. Mejv. Van Niekerk was by haar.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Spaas stierf voor sopper. Mejv. Van der Westhuysen stond buiten het pondok. Doortje Scheepers en Hendrik en Hendrik Goliath waren tegenwoordig. Beschuldigde huilde omdat Spaas dood was. Ik was daar toen men Spaas brandewyn en water gaf. Zy zeide, alles is bitter en dat brandewyn teengift was.
MARIA VAN NIEKERK verklaarde: Ik woon te Kleinkruis. Ik was by Mejv. Van der Westhuysen op Zaterdag morgen. Ik moest geld van haar hebben zy gaf my een brief aan Manassch, en vroeg my om haar Helmonts Kruiden te koopen. Ik kwam te half twaalf terug. Spaas zat onder een doornboom. In den namiddag horde ik dat de vrouw ziek was. Ik zag haar by den oven liggen. Zy zag er zeer ziek uit, en klaagde over haar hoofd, maag en rug. Zondag morgen ging ik en beschuldigde naar de huis van Spaas. Dingsdag morgen kwam Mejv. Van der Westhuizen naar myn huis; zy zeide dat ik met haar moest gaan en dien dag blyven moest, daar zy myn naam als getuigen aan den heer du Plessis had opgegeven, dat ik haar gehelpen had de Helmont Kruiden te mengen. Zy zeide dat zy Spaas Helmonts Kruiden had gegeven, omdat zy klaagde dat zy ziek was.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON:
Ik ging medicynen voor myn man halen omdat hy ziek was. Toen ik van Manassch terugkwam, zat Spaas onder den boom.
(Het Hof verdaagde toen voor tien minute, daar de gevangene zich niet wel voelde.)
OLOFF M. BERGH verklaarde: Ik ben Serjent van de Rydende Politie. Maandag den 14den December, ging ik naar Kleinkruis, daar men my gezegd had dat een vrouw onder zeer zonderlinge omstandigheden gestorven was. Ik ontmoette de heer du Plessis daar. Wy doorzochten het huis, doch vonden geen gift. Wy vroegen haar of haar man gift had of gekocht had. Zy zeide dat hy eenigen tyd geleden gift gekocht had, doch wist niet wanneer. Zy zeide dit vrywillig. Zy zeide, het was omdat haar man gemeensaam met de vrouw was, dat men haar van den dood van Spaas verdacht. Toen vertelde zy my, dat eenigen tyd geleden Spaas in haar tegenwoordigheid aan haar man om geld gevraagd had, daar zy by hem zwanger was, en dientengevolge had zy haar kar laten inspannen en was naar Oudtshoorn gereden om een prokureur te raadplegen over echtscheiding. Zy ging naar huis, en in het midden van den nacht kwam haar man naar haar toe en zeide dat hy verkeerden omgang met Spaas gehad had. Zy versoenden zich en gingen naar de plaats en zonden om Piet Lategan (haar broeder), toen haar man dezelfde erkentenis deed. Op den 19den ging ik uit met een dwangbevel. Beschuldigde wees my een bottel Helmonts Kruiden, met brandewyn gemengd; zy zeide dat zy Spaas wat kruiden met water gemengd gegeven had. Zy wees my het papier die om de bottel was. Ik lag het op eene plank in de slaapkamer; de bottel het ik in de dispens.Zaterdag zag ik de man van de gevangene, en nam haar gevangen en bracht haar naar Oudtshoorn. Zy dronk tweemalen uit den bottel. Ik bracht den bottel naar den Magistraat. Zaterdag ontmoette ik Bert van der Westhuysen: hy zette een ladder op het bed en zeide hy zou my wyzen waar hy het vergift bewaarde. Hy klom eenige stappen op en haalde het vergift achter eenen balk uit. (Het fleschje vertoond). Ik maakte de doosje open en zag een bottel met roode stof er aan, en wees dat aan diender Smuts. Ik deed den bottel in een schoon stuk papier, en stak dien in myn zak. Toen ik beschuldigde gevangen nam, zeide zy, “Dat is altoos zoo, als men aan anderen denkt goed te doen”. Ik vond het papier waarin de Helmonts Kruiden geweest was. Er waren vele bierkisten in de slaapkamer.
Ik ging medicynen voor myn man halen omdat hy ziek was. Toen ik van Manassch terugkwam, zat Spaas onder den boom.
(Het Hof verdaagde toen voor tien minute, daar de gevangene zich niet wel voelde.)
OLOFF M. BERGH verklaarde: Ik ben Serjent van de Rydende Politie. Maandag den 14den December, ging ik naar Kleinkruis, daar men my gezegd had dat een vrouw onder zeer zonderlinge omstandigheden gestorven was. Ik ontmoette de heer du Plessis daar. Wy doorzochten het huis, doch vonden geen gift. Wy vroegen haar of haar man gift had of gekocht had. Zy zeide dat hy eenigen tyd geleden gift gekocht had, doch wist niet wanneer. Zy zeide dit vrywillig. Zy zeide, het was omdat haar man gemeensaam met de vrouw was, dat men haar van den dood van Spaas verdacht. Toen vertelde zy my, dat eenigen tyd geleden Spaas in haar tegenwoordigheid aan haar man om geld gevraagd had, daar zy by hem zwanger was, en dientengevolge had zy haar kar laten inspannen en was naar Oudtshoorn gereden om een prokureur te raadplegen over echtscheiding. Zy ging naar huis, en in het midden van den nacht kwam haar man naar haar toe en zeide dat hy verkeerden omgang met Spaas gehad had. Zy versoenden zich en gingen naar de plaats en zonden om Piet Lategan (haar broeder), toen haar man dezelfde erkentenis deed. Op den 19den ging ik uit met een dwangbevel. Beschuldigde wees my een bottel Helmonts Kruiden, met brandewyn gemengd; zy zeide dat zy Spaas wat kruiden met water gemengd gegeven had. Zy wees my het papier die om de bottel was. Ik lag het op eene plank in de slaapkamer; de bottel het ik in de dispens.Zaterdag zag ik de man van de gevangene, en nam haar gevangen en bracht haar naar Oudtshoorn. Zy dronk tweemalen uit den bottel. Ik bracht den bottel naar den Magistraat. Zaterdag ontmoette ik Bert van der Westhuysen: hy zette een ladder op het bed en zeide hy zou my wyzen waar hy het vergift bewaarde. Hy klom eenige stappen op en haalde het vergift achter eenen balk uit. (Het fleschje vertoond). Ik maakte de doosje open en zag een bottel met roode stof er aan, en wees dat aan diender Smuts. Ik deed den bottel in een schoon stuk papier, en stak dien in myn zak. Toen ik beschuldigde gevangen nam, zeide zy, “Dat is altoos zoo, als men aan anderen denkt goed te doen”. Ik vond het papier waarin de Helmonts Kruiden geweest was. Er waren vele bierkisten in de slaapkamer.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON:
My werd alles gemakkelyk gemaakt om het huis te onderzoeken. Zy zeide dat er geen vergift in het huis was, geen waarvan zy iets af wist. (De bottel en omslag werden aan de jurie tot onderzoek overhandigd). Ik heb geheel gene theorie. Myne theorie is myn plicht te doen. Ik ben driemalen voor den Magistraat onderzocht. Ik werd uitgezonden om verder onderzoek te doen en zag eenige menschen.
My werd alles gemakkelyk gemaakt om het huis te onderzoeken. Zy zeide dat er geen vergift in het huis was, geen waarvan zy iets af wist. (De bottel en omslag werden aan de jurie tot onderzoek overhandigd). Ik heb geheel gene theorie. Myne theorie is myn plicht te doen. Ik ben driemalen voor den Magistraat onderzocht. Ik werd uitgezonden om verder onderzoek te doen en zag eenige menschen.
B. D. TERBLANS, een der jurie, vroeg getuige hoe hoog de plaats was waar het
gift bewaard werd.
Getuige: Zoowat tien voet; eene vrouw kon zo niet bykomen.
Getuige: Zoowat tien voet; eene vrouw kon zo niet bykomen.
JOHN KEATING, Hoofd Constabel, verklaarde dat de beschuldigde, omtrent den 30sten
November, hem gevraagd had, waar zy vergift kon koopen.
H. G. HICKS, apotheker, getuigde, dat hy aan de man der beschuldigde een fleschje strychnine verkocht had. Mejv. Van der Westhuysen was daarby tegenwoordig. Op den 5den December had men dit geboekt. “Bert van der Westhuizen – vergift.” Het fleschje bevatte een drachme strychnine.
H. G. HICKS, apotheker, getuigde, dat hy aan de man der beschuldigde een fleschje strychnine verkocht had. Mejv. Van der Westhuysen was daarby tegenwoordig. Op den 5den December had men dit geboekt. “Bert van der Westhuizen – vergift.” Het fleschje bevatte een drachme strychnine.
C. T. ANDERSON, vennoot der firma Hicks & Co., bevestidge de verklaring der
vorige getuige, en zeide, dat hy het geboekt had toen hy van de moordzaak
hoorde.
MONA STALMEESTER verklaarde: Ik woon digtby de plaats van Mrjv. Van der Westhuizen. Ik was by beschuldigde in diens om te stryken. Ik herinner my de dood van Spaas. Ek heb nooit een gesprek met beschuldigde over Spaas’ dood gehad. Mejv. Van der Westhuizen seide my dat haar man onwettig verkeer met Spaas had, en dat sulks de reden was waarom hy kwaad op haar was. Dit gesprek vond plaats toen wy aan het stryken was.
MONA STALMEESTER verklaarde: Ik woon digtby de plaats van Mrjv. Van der Westhuizen. Ik was by beschuldigde in diens om te stryken. Ik herinner my de dood van Spaas. Ek heb nooit een gesprek met beschuldigde over Spaas’ dood gehad. Mejv. Van der Westhuizen seide my dat haar man onwettig verkeer met Spaas had, en dat sulks de reden was waarom hy kwaad op haar was. Dit gesprek vond plaats toen wy aan het stryken was.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Ik heb nooit rusie met beschuldigde gehad. Ik heb
geen bag gestolen: het was een dood bokje dat ik gevild heb. Zy hebben my niet
vrygelaten omdat ik zwanger was.
Het Hof verdaagde nu tot 2 ure des namiddags.
Het Hof verdaagde nu tot 2 ure des namiddags.
CHRISTIAAN JOHANNES BEHR, JR., verklaarde: Ik ben een boer en woon te
Grootkruis. Ik ben met een zuster van de heer Bert van der Westhuizen getrouwd
en ken de beschuldigde. Ik herinner my van den dood van Spaas gehoord te
hebben. Kort daarna op den 15den December, ging ik naar het huis van
beschuldigde en sprak met haar. Ik vroeg haar hoe zy sich bevond en zy antwoordde,
“Dit gaat maar swaar; men beschuldigde my met den dood van de vrouw; de vrouw
klaagde dat zy ziek was en ik heb haar toen Helmonts Kruiden gegeven.” Toen
gaan ik naar myne kar. Bert van der Westhuizen was niet daar. Toen ik naar het
huis terugkwam, zag zy er droevig en neerslagtig uit. Zy vroeg my met haar voor
het laatst te bidden. Ik zeide, het is moeielyk met u te bidden, daar ik niet
weet of gy schuldig of onschuldig zyt. Zy antwoordde, “Schuldig.” Toen bad ik
met haar. Zy vroeg my toen of er vergiffenis zou wezen voor zulk een groot
zondares als zy is. Ik zeide, er is vergiffenis voor de grootste zondares, zoo
lang als zy maar haar schuld beleed. Er werd niets meer gezegd. Wy spraken over
niets anders meer, en ik verliet de plaats.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Ik ben een nabestaande van beschuldigde. Ik ging met
myne vrouw haar opzettelyk zien. Ik wist dat har man niet daar was, omdat hy op
tocht was. Ik ging om haar te troosten. Myne vrouw spoorde my aan om te gaan.
Ik gin gals een goed christen deze vrouw bezoeken. Myne vrouw het eerst in het
huis. Ik weet niet er voorgevallen is, voordat ik in het huis kwam. Ik ben daar
niet naar toe gegaan om iets uit haar te krygen. Ik wil niet plechtig zweren
dat zy zeide dat zy schuldig was aan den dood van Spaas Klaasen: zy zeide
slechts, “Schuldig.” Zy zeide niet dat zy onschuldig was. Volgens myne gedachte
had het niets met Spaas Klaasen te doen.
SIR THOMAS UPINGTON: Waarom heb jy dat niet voor de Magistraat gezegd? Je stelt
de zaak nu in gansch ander licht.
DE GETUIGE: Ik antwoordde op hetgeen my gevraagd werd. Myne vrouw bleef den
geheelen tyd in de kamer. Zy hoorde alles. Ik verstond het, schuldig aan de
eene of andere zoned; niet dat zy schuldig was aan den dood van Spaas.
DOOR ADVOKAAT SEARLE: Ik sprak niet veel meer iets anders, dan den dood van
Spaas. Toen ik die vraag deed, dacht ik eerst aan den dood van Spaas en toen
weer aan hare zonden.
ADAM CAESAR verklaarde: Ik woon te Oude Muragie en ben in dienst van Michiel
van der Westhuyzen; ik ben te Kleinkruis opgegroeid en ken Bert van der
Westhuyzen, de beschuldigde, Spaas en Hendrik Goliath. Ik herinner my den tyd
toen Spaas stierf. Ik weet van eene twist tusschen Bert van der Westhuyzen en
zyne vrouw. Ek stond buiten digtby de achterdeur. De baas zeide, “jy rydt naar
Oudtshoorn en overal rond; als jy rondrydt dan is de vrouw hier, en ik houd
meer van haar dan van jou.” Na dien tyd stond beschuldigde voor Spaas’ huis
stil, en Spaas toesprekende, zeide zy, “jy ben de persoon die my man afneemt.”
Spaas zeide “jy houdt by ou __________ en ik by jou man.” Beschuldigde zeide,
zy zou den datum herinneren, en als het niet Bert zyn kind is, dan zou zy haar
op haar plek brengen. Spaas wilde toen de nooi slaan.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Beschuldigde was in eene kar en een kleine Hottentot,
Avontuur, dreef de paarden. Ik leide water. Beschuldigde klom niet van de kar
af. Ik hoorde wat er gezegd word. Ik ken de geheele geschiedenis. Ik heb de
doodkist gemaakt. Niemand heeft met my over de zaak gespreken. Bergh kwam den
volgenden dag, doch sprak niet met my.
DOOR DE KROON: Ik kwam naar den Magistraat om te trouwen. De Magistraat vroeg
my of ik iets van de zaak wist. Ik maakte toen een affidavit, en legde
getuigenis af.
GEORGE RUSSELL verklaarde: Ik ben geneesheer. Op Maandag, den 14den December,
ging ik het lyk van Spaas in eene pondok examineeren. Dit was 32 uren na haar
dood. De beschuldigde lag uitgestrekt, voeten krom, vingers over het ligchaam
gebogen. Zy was een gezonde welgevoede vrouw, zoowat 30 jaren oud, en zwanger.
Ik openende het ligchaam en deed de maag in een bottel, de nieren en een
gedeelte der lever – van acht tot tien onzen. De baarmoeder bevatte twee
kinderen van het mannelyke geslacht, ten volle ontwikkeld; zy schenen kinderen
van een blanke man te zyn. Ik schryf de dood door strychnine veroorzaakt toe.
Helmonts Kruiden is een onschadelyk medicyn, en bestaat uit aloe en gentiaan
wortel. Van een grein strychnine tot drie grein zouden den dood veroorzaken.
Voedsel kan de werking van strychnine verzachten. Koffie is een tegengift.
Strychnine is zeer bitter. Het schynt dat men van vyf tot zes grein uit den
bottel gehaal heeft.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Het hangt van omstandigheden af of de werking van strychnine
snel is.
Sir Thomas haalde eene passage uit “Stephenson” aan, waar staat, dat strychnine in vyf, tien, vyftien of twintig minute werkt.
Sir Thomas haalde eene passage uit “Stephenson” aan, waar staat, dat strychnine in vyf, tien, vyftien of twintig minute werkt.
DR RUSSELL: Het hangt geheel van den toestand der maag af. De overledene kreeg
looistof in de Helmonts Kruiden, dat een tegengift is. Koffie is ook een
tegengift. Daarop haalde getuige eene authoriteit aan, dat de werking van
strychnine van drie tot acht uren duurt.
DR P. HAHN verklaarde: Ik ben Gouverments ontleedkundige. Ik ontvang kisjes
bevattende de maag, gedeelten de lever en nieren. Ik opened de kisjes zelf.
(Rapport gelezen). Ik vond 1¼ grein strychnine in de maag; ik vond niets in de
nieren; in de lever was 1/12de grein. Ik beschouwde dat in de maag en lever er
zoowat 1¾ grein moest geweest zyn. Ik onderzocht een klein gedeelte van den
inhoud des bottels heden morgen en bevond dat het strychnine was. Ik onderzocht
de bottel Helmonts Kruiden, waarin ik geen looistof vond. Het bestaat uit roode
klei, veel loogzout, zenna en voornamelyk brandewyn. Tannin zou de werking van
strychnine verzachten en zoo ook koffie.
DOOR SIR THOMAS UPINGTON: Stephenson is een welbekende authoriteit, maar meer
voor scheikundigen dan geneesheeren. Snel vergift is een betrekkelyke term.
DOOR DE KROON: Als strychnine tusschen elf en twaalf genomea werd, dan zou
binnen een uur de person niet meer kunnen staan.
J. F. Webb, C. C., en R. M. en J Keating, de Hoofd-constabel, bewezen dat het vergift in goede bewaring geweest was.
Dit sloot het zaak voor de vervolging.
J. F. Webb, C. C., en R. M. en J Keating, de Hoofd-constabel, bewezen dat het vergift in goede bewaring geweest was.
Dit sloot het zaak voor de vervolging.
VOOR DE VERDEDIGING.
MARCUS LEVIN verklaarde: Ik ken Mejv. Van der Westhuizen en
herinner my in December te Kleinkruis by haar man aan huis geweest te zyn. Het
was op Zaterdag, den 12den December. Er was een ander man, zekeren heer van der
Weshuizen. Het was te 2 ure in den achtermiddag. Ik gebruikte brood en boter in
de eetkamer. Ik heb de koffie niet zien maken. De beschuldigde brachte my de
koffie. Ik bleef den geheelen nacht op de plaats. Ik zag eene vrouw buiten, die
ziek was.
GABRIEL VAN DER WESTHUIZEN verklaarde: Ik woon te Oude muragie en weet dat de
gevangene beschuldigd wordt van den misdaad. Ik ontmoette Levin op de plaats om
een ure den 12den December. Ik ging hulp vragen om patattas te planten. Beschuldigde
vroeg my en Levin te blyven eten. Beschuldigde vroeg my om te wachten en koffie
te drinken. Ik zag haar de koffie in de dispens op de tafel maken. Ik zag haar
de koffie uithalen en in den ketel op de tafel doen. Ik zat daar en zag haar er
mee naar den kombuis gaan. De koffie deed geen kwaad.
DOOR DE KROON: Ik vond de koffie niet bitter. Ik ging niet eerder in de kombuis.,
dan toen de koffie klaar was. Toen ik uitging, zag ik haar de koffie drinken.
Toen werd de beschuldigde in de verhoorbank geplaast.
KATHARINA ELIZABETH VAN DER WESTHUIZEN verklaarde: Ik ben de vrouw van Burgert
Daniel van der westhuizen en moeder van vier kinderen; de oudste is nog geen
tien jaren oud. Ik kon Spaas klaasen wel, en herinneer my Hendrik Goliath
gezegt te hebben haar te vragen om naar myn huis te komen. Ik heb de boodschap
herhaald. Zy kwam Zaterdag morgen te 8 ure, vóór breakfast. Zy zeide zich ziek
te voelen – pyn in de maag; zy zag er zwak uit. Haar hoofd was met een zakdoek
omwonden. Ik ging in het huis en schonk wat Helmonts Kruiden uit, die ik in een
bottel overig had, en gaf het haar te drinken. Zy klaagde niet. Daarna kwam
Mejv. Van Niekerk. Ik gaf haar een orde op Manassch om Helmonts Kruiden, omdat
ik Spaas de laatste gegeven had die in huis was. Mejv. Van Niekerk kwam zoowat
half-twaalf terug. Na Spaas de Helmonts Kruiden in had, at sy wat brood, en een
weinig na twaalven ook haar dinner; sy klaagde over niets. Zy zeide dat sy in
den laatsten tyd honger geleden had. Daarna maakte ik koffie. Deselfde koffie
gaf ik aan Gabriel van der Westhuizen, Levin en ook aan Spaas. Het is onwaar
dat ik de vrouw van kant gemaakt heb. Ik ben niet schuldig. Myn man kocht de
strychnine, niet ik. Toen ik hoorde dat Spaas ziek was, ging ik haar tot hulp
en haalde wat brandewyn en water en waschte haar gezicht er mee. Brandewyn is
een tegengift; zy wilde het niet drinken. Serjant Bergh kwam in den avond naar
myn huis. De heer p. du Plessis was by my. Ik zeide te weten dat my man gift
had, doch niet waar hy het bewaarde. Ik heb nooit het fleschje strychnine in
myne handen gehad. Er bestond een slechts verhouding tusschen my en myn man. Ik
heb nooit aan Christian Behr beleden dat ik schuldig was; ik zeide dat ik niet
schuldig was. Ik zeide dat het eene harde zaak was van iemands dood beschuldigd
te worden als men onschuldig is. Ik zeide ik ben aan myne zonden schuldig, maar
niet schuldig aan den dood van Spaas. Daarop bad hy, Bergh werd alle
gelegenheid verschaft om het huis te doorzoeken. Ik heb gehoord wat Adam Caesar
gezegd heeft. Ik sprak dikwyls met Spaas, doch het nooit twist met haar gehad.
DOOR DE KROON: Ik was altyd op goeden voet met Spaas. Ik en myne man hadden
verschil. Ik wist dat Spaas binnen kort bevallen moest. Ik had geen gedachte
dat myn man met Spaas op een verkeerde voet leefde; hy zeide het my, doch ik
geloofde het niet. Ik liet het hem aan Jan Lategan belyden, zoodat vader en
broeder niet zouden denken dat ik myn man toeliet eene kleurlinge tot vrouw te
hebben. Spaas kwam vroeg. Ik vertelde Mejv. Van Niekerk dat ik de laatste
Helmonts Kruiden gebruikt had. Als ik in myne kamer ga, ben ik gewoon de deur
te sluiten. Ik kan geen verklaring er van geven waarom de bottel gift rood is.
Ik heb nooit Mejv. Van Niekerk gevraagd om te zeggen dat zy my geholpen heeft
Helmonts Kruiden te mengen. Ik vertelde Bergh dat ik wist dat myn man gift gekocht
had. Ik vertelde Behr dat ik onschuldig was. Ik zeide dat ik aan anders zonden
schuldig was. Myn man ging Woensdag op tocht. Ik zond om hem. Ik was Zaterdag
by Spaas; Zy heeft nooit gezegd dat haar mond bitter was. Ook heefd zy niet
gezegd “ Dit is de liefde die gy my van morgen beloofd heb.” Al die dingen zyn
onwaar. Het is niet waar dat ik met Spaas getwist heb. Ik hab nooit een gesprek
met Mona Stalmeester gehad over Spaas. Ik vroeg Keating waar ik gift kon
krygen. Ik heb Spaas niet hooren zeggen dat zy blind was.
DE ADVOCAAT voor de vervolging, de Wel-Ed-heer Searle, sprak daarop de jurie
gedurende een half uur toe, en zeide dat men volgens de verklaringen maar tot
één besluit kon geraken, en dat was dat Spaas aan de gevolgen van strychnine
gestorven was. De getuigen waren aangevoerd de drangredenen aan te toonen, en
er was ook gelegenheid toe. Het was ook hun plicht om een billyk, redelyk en
rechtvaardig besluit te geven, zonden vrees, gunst of vooroordeel uit te
spreken. In den loop zyner aanmerkingen, maakte hy Serjant Bergh een compliment
over de wyze waarop hy zyne plicht gedaan had; hy had zulks zeer wel gekweten.
SIR THOMAS UPINGTON volgde in een welsprekend beroep; behandelde de
verklaringen stuk voor stuk, en weidde op verachtende wyze uit over de
ongerymdheden der verklaringen van de getuigen, welke door contra-verhoor
ontlokt waren. Serjant Bergh en de heer Behr krygen er geducht van langs. Hy
verweet de Vervolger da thy de heer du Plessis en den heer Smuts niet in de
getuigebank durfde te plaatsen, om de verklaringen van Bergh te ondersteunen,
en Mejv. Behr om het gesprek van den beschuldigde met haren echtgenoot te
bevestigde. Na de aandacht van het Hof gedurende 40 minuten bezig gehouden te
hebben, besloot hy met te zeggen, da thy het volste vertrouwen stelde dat de
jurie een eerlyke uitspraak zou doen.
DE EEDELE RECHTER somde de verklaringen op, en versekte het geheugen der jurie
met gedeelten er van voor te lezen. Hy erkende zyn onmacht te begrypen wat de
overleden bedoelde met de woord tegengift. Er is geen twyfel aan dat zyn
Lordschap eenigzins tegen de beschuldigde opsomde. Hy meldde de jurie, dat een
aanbeveling tot genade in de grootste overweging zou genomen worden.
Na de jurie vyf minute beraadslaags had, brachten zy een uitspraak van
“Onschuldig” uit.
Zyn Lordschap zeide blyde te zyn dat de uitspraak zonder eenige demonstratie ontvangen werd.
Het Hof brak des avonds te 8 ure op, en gedurende al dien tyd was de Hofzaal stampvol met menschen.
Zyn Lordschap zeide blyde te zyn dat de uitspraak zonder eenige demonstratie ontvangen werd.
Het Hof brak des avonds te 8 ure op, en gedurende al dien tyd was de Hofzaal stampvol met menschen.